Direct naar de inhoud
  • Home
  • Onderzoeken
  • Forensische zorg en veiligheid - Lessen uit de casus Michael P
Bron: ANP/Bart Maat

Forensische zorg en veiligheid - Lessen uit de casus Michael P

Status : Afgerond

Op 29 september 2017 werd de 25-jarige Anne Faber door Michael P verkracht en om het leven gebracht. Dat de dader een veroordeelde zedendelinquent bleek te zijn, die ondanks zijn verblijf in een forensische instelling vrij kon rondlopen, veroorzaakte veel maatschappelijke verontwaardiging. De Onderzoeksraad voor Veiligheid deed onderzoek naar het detentieverloop van Michael P, de forensische zorg en de manier waarop gemeenten geïnformeerd worden over delinquenten die resocialiseren of terugkeren in de samenleving.

Risico's Michael P. niet in beeld

Forensische instellingen te weinig gericht op veiligheid

In de vier jaar dat Michael P forensische zorg ontving, zijn de Dienst Justitiële Inrichtingen en de forensische instelling in Den Dolder niet nagegaan welke risico’s van hem uitgingen en hoe groot de kans was dat hij opnieuw een ernstig delict zou plegen. Dit blijkt uit het rapport ‘Forensische zorg en veiligheid – lessen uit de casus Michael P’ dat vandaag is gepubliceerd. Het onderzoek schetst een beeld van een sector waarin de nadruk ligt op zorg voor de patiënt en veel minder op de taak om de samenleving te beschermen tegen de risico’s van terugkerende delinquenten. Om de veiligheid in de samenleving te verbeteren moeten deze risico’s in kaart gebracht worden en dient de informatievoorziening verbeterd te worden. Verlofaanvragen moeten kritisch getoetst worden en er is beter toezicht nodig op de toegekende vrijheden aan delinquenten.

Op 29 september 2017 werd de 25-jarige Anne Faber door Michael P verkracht en om het leven gebracht. Dat de dader een veroordeelde zedendelinquent bleek te zijn die ondanks zijn verblijf in een forensische instelling vrij kon rondlopen, veroorzaakte veel maatschappelijke verontwaardiging.

Behandeling

In 2011 werd Michael P veroordeeld voor een ernstig zedenmisdrijf. Zijn behandeling in detentie richtte zich echter voornamelijk op het beheersen van zijn agressie en drugsgebruik. De gewelddadige dubbele verkrachting waarvoor hij was veroordeeld, werd niet in zijn behandeling betrokken en raakte gaandeweg steeds verder uit beeld. Ongeveer halverwege zijn strafperiode werd Michael P voor aanvullende behandeling en resocialisatie overgeplaatst naar een forensische zorginstelling in Den Dolder. De gevangenis droeg hierbij niet alle relevante informatie over aan de indicatiestellers en de forensische instelling. Volgens de gevangenis kwam dit mede doordat Michael P daar geen toestemming voor gaf. In de forensische instelling werd de summiere informatie over Michael P niet aangevuld door extra risicobeoordelingen uit te voeren. Dit had tot gevolg dat ook in de FPA het ernstige zedendelict waarvoor Michael P veroordeeld was, buiten beeld bleef. In de vier jaar dat Michael P onder forensische behandeling was, is niet nagegaan welke risico’s van Michael P uitgingen en hoe groot de kans was op recidive.

Vrijheden

Voor een goede terugkeer van gedetineerden in de samenleving is het geleidelijk toekennen van vrijheden essentieel. Bij Michael P werd zijn resocialisatie gestart op het moment dat hij naar de forensische instelling werd overgeplaatst, ongeveer anderhalf jaar voor zijn beoogde voorwaardelijke invrijheidsstelling. Reeds vóór zijn komst waren zijn eerste vrijheden al geregeld en na anderhalve maand mocht Michael P elke dag drie keer een uur zonder begeleiding naar het dorp. De vlotte voortgang van het resocialisatieprogramma van Michael P toont veel tekortkomingen. Het wettelijk artikel waaronder Michael P in de FPA werd geplaatst was niet bedoeld voor resocialisatie, maar werd daar wel voor gebruikt. Daardoor kon Michael P zijn eerste stappen in vrijheid zetten zonder toezicht van de reclassering. Het Openbaar Ministerie is ten onrechte niet betrokken bij het toekennen van vrijheden en het verlof werd niet altijd ter goedkeuring voorgelegd aan het Ministerie van Justitie en Veiligheid in Den Haag. Het onderzoek laat zien dat de toekenning van vrijheden een routinematig uitgevoerde administratieve procedure was, in plaats van een weloverwogen gezamenlijke beslissing van de betrokken instanties. Er werd in zijn geheel niet nagegaan of het toekennen van vrijheden aan Michael P gevaar zou opleveren voor de omgeving.

Gemeenten

Om gemeenten te informeren over de terugkeer van delinquenten in de samenleving, is goede en adequate informatie van groot belang. Hiervoor is onder meer het stelsel van BIJ-meldingen  (‘Bestuurlijke Informatievoorziening Justitiabelen’) opgezet waarbij de aangesloten gemeenten een melding krijgen als een delinquent geplaatst wordt in een kliniek binnen de gemeente, daar op verlof gaat of in terugkeert. Door een administratieve fout bij Justitie was de plaatsing en het daaraan gekoppelde verlof van Michael P. in de forensische kliniek niet gemeld aan de gemeente Zeist. Het blijkt dat gemeenten weinig zicht hebben op veiligheidsrisico’s van bewoners van de forensische kliniek, mede doordat de instellingen erg terughoudend zijn met het verstrekken van informatie. Het onderzoek toont aan dat de informatiepositie van gemeenten bij de terugkeer van zware gewelds- en zedendelinquenten niet optimaal is. Het kost gemeenten veel inspanning om goede informatie over risico’s te verzamelen en er zijn belemmeringen in het uitwisselen van persoonsgegevens. Gemeenten verschillen bovendien sterk in de manier waarop ze risico’s beheersen. Niet alle beschikbare instrumenten worden door alle gemeenten even goed benut. Gemeenten kunnen hun positie versterken door te investeren in contacten met forensische zorginstellingen en veiligheidshuizen.

Stelsel ‘overige’ forensische zorg

De bevindingen in de casus Michael P. vormen een indicatie voor tekortkomingen in het stelsel van de ‘overige’ forensische zorg, niet zijnde tbs. Binnen de groep delinquenten die hier wordt behandeld en geresocialiseerd, bevinden zich ook gedetineerden die veroordeeld zijn voor een ernstig delict en een hoog recidive-risico hebben. Voor een veilige terugkeer van deze personen in de samenleving, is het belangrijk om deze groep en de risico’s goed in kaart te brengen, de behandeling hier op af te stemmen en vrijheden gecontroleerd toe te kennen of – indien nodig – in te trekken. Dit kan onder meer door de ontwikkeling en het gebruik van gevalideerde instrumenten voor risicotaxatie. Ook moeten er geen vrijheden verleend worden aan delinquenten met een hoog risico op recidive, zonder daarbij te voorzien in adequaat toezicht.

De aanbevelingen van het rapport richten zich dan ook op het versterken van de aandacht voor risico’s op recidive, het afstemmen van verantwoordelijkheden op de veilige en verantwoorde terugkeer van delinquenten met een hoog recidiverisico en het verbeteren van de informatievoorziening in de keten.

Aanbevelingen

De Wet straffen en beschermen, die nu in voorbereiding is, kan hieraan bijdragen, maar is niet toereikend om de door de Raad geconstateerde tekortkomingen weg te nemen.

De Raad verwacht van alle betrokken partijen (de Dienst Justitiële Inrichtingen, forensische zorginstellingen, het Openbaar Ministerie, de reclassering, gemeenten en de politie) dat zij gezamenlijk de bevindingen en conclusies in dit rapport gebruiken om de vereiste omslag in denken en handelen te realiseren. Het is aan de minister voor Rechtsbescherming om het voortouw te nemen in het realiseren van een overkoepelende en gezamenlijke aanpak en te zorgen voor de noodzakelijke randvoorwaarden.

De Onderzoeksraad beveelt de minister voor Rechtsbescherming het volgende aan:

Versterk de aandacht voor risico op recidive

1. Versterk de aandacht voor publieke veiligheid bij de behandeling van patiënten met een hoog risico in de overige forensische zorg.

Breng verantwoordelijkheden in lijn met gemeenschappelijk doel

2. Herbeoordeel de taken en verantwoordelijkheden van alle betrokken partijen op hun bijdrage aan het gemeenschappelijk doel: het veilig en verantwoord laten terugkeren van delinquenten met een hoog recidiverisico vanuit de overige forensische zorg. Pas waar nodig deze taken en verantwoordelijkheden aan.

3. Verleen geen vrijheden aan delinquenten met een hoog risico op recidive, zonder daarbij te voorzien in een adequaat toezicht. Schep daartoe duidelijkheid over de interpretatie en toepassing van de artikelen 15.5 en 43.3 uit de Penitentiaire beginselenwet.

Verbeter de informatievoorziening

4. Verbeter de continuïteit van zorg en van veiligheid door voorafgaand aan de overplaatsing van gedetineerden van een PI naar de overige forensische zorg, alle informatie over te dragen die relevant is voor het waarmaken van de verantwoordelijkheid van de ontvangende partij. Denk hierbij in elk geval aan risicotaxaties, pro justitiarapportages, gedragsrapportages en medicatievoorschriften van de betreffende persoon. Stel bij de vrijwillige overplaatsing van de gedetineerde naar een ander regime en bij de overgang van detentie naar v.i. als voorwaarde dat hij instemt met de overdracht van alle relevante informatie.

5. Versterk de informatiepositie van gemeenten door de BIJ-regeling aan te passen en de uitvoering te verbeteren.

6. Zorg voor een wettelijke basis voor gegevensuitwisseling tussen gemeenten, justitiële instellingen, forensische instellingen en andere relevante partijen, zodanig dat gemeenten de risico’s bij resocialisatie van delinquenten beter kunnen beheersen.

 

Gerelateerd nieuws

This site is registered on wpml.org as a development site. Switch to a production site key to remove this banner.