De Onderzoeksraad voor Veiligheid onderzocht in dit tweede deelrapport op welke wijze in Nederland is omgegaan met de coronacrisis, gericht op de periode van september 2020 - juli 2021. Ook in dit tweede deelonderzoek wilde de Raad weten: waarom is het gegaan zoals het is gegaan en wat valt daarvan te leren?
De aanbevelingen die op basis van dit deelrapport worden gedaan betreffen een periode die bij het verschijnen van dit rapport ruim een jaar achter ons ligt. Na tweeënhalf jaar coronacrisis wordt inmiddels aan een aantal aanpassingen van de crisisaanpak gewerkt. Dit zijn bijvoorbeeld de plannen in het kader van pandemische paraatheid, de inrichting van een Maatschappelijk Impact Team (MIT) en een Landelijke Functionaliteit Infectieziektebestrijding (LFI) die namens de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) verantwoordelijk wordt voor de voorbereiding op een pandemie en de operationele aansturing van GGD’en. Deze ontwikkelingen laten onverlet dat de Raad op basis van dit tweede deelonderzoek een aantal (aanvullende) aanbevelingen doet.
Aan het kabinet:
1. Zorg ervoor dat de maatregelen die genomen zijn tijdens de coronacrisis zo spoedig mogelijk afzonderlijk worden geëvalueerd op de beoogde en niet-beoogde effecten ervan, zodat deze kennis beschikbaar is bij besluitvorming over soortgelijke maatregelen in een volgende besmettingsgolf of pandemie. Zorg bij toekomstige maatregelen voor een goede monitoring en evaluatie van effecten en uitvoeringsaspecten.
2. Bouw in voorbereiding op toekomstige gezondheidscrises voort op de kennis en ervaring die is opgedaan met Europese samenwerking ten behoeve van gezamenlijke aankoop, leveringszekerheid en tijdige beschikbaarheid van (schaarse) medische hulpmiddelen en geneesmiddelen. Neem het initiatief voor agendering op de Europese beleidsagenda.
In het eerste deelrapport heeft de Raad het kabinet aanbevolen om de rolvastheid te bewaken en de eigenstandige positie van bestuurders als besluitvormers en deskundigen als adviseurs te borgen. Op basis van het tweede deelonderzoek doet de Raad op dit punt twee aanvullende aanbevelingen aan het kabinet:
3. Verhelder de rol, taak en positie van adviserende partijen bij toekomstige langdurige crises met landelijke impact. Heb daarbij aandacht voor de interactie tussen adviserende partijen onderling en met de besluitvormer. Zorg ervoor dat bij toekomstige pandemieën in ieder geval helderheid is over de inzet van de Gezondheidsraad, het Outbreak Management Team (OMT) en nieuwe partijen zoals het Maatschappelijk Impact Team (MIT). Evalueer hiertoe het adviesstelsel zoals gebruikt bij de coronacrisis.
4. Borg dat afwegingen van waarden en belangen in een crisis gemaakt worden door de politiek verantwoordelijken die daarover democratisch verantwoording afleggen. Gebruik de (wetenschappelijke) advisering als inbreng voor de besluitvorming. Communiceer duidelijk naar de samenleving over de weging van deze waarden en belangen, alsmede over de wijze waarop met onzekerheden is omgegaan in de besluitvorming. Vermijd daarbij het creëren van niet-realistische verwachtingen.
Aan de minister van VWS:
In het eerste deelrapport heeft de Raad het kabinet aanbevolen om de crisisstructuur voor het zorgveld aan te passen, zodat de minister van VWS de bevoegdheid heeft om sector-, regio- of instellingsoverstijgende problemen effectief te kunnen aanpakken, waaronder in elk geval met rechtstreeks bindende aanwijzingen. De minister van VWS beoogt met de oprichting van de Landelijke Functionaliteit Infectieziektebestrijding (LFI) invulling te geven aan deze aanbeveling. Op basis van het tweede deelonderzoek geeft de Raad op dit punt een aanvullende aanbeveling:
5. Maak helder wat de taken en verantwoordelijkheden van de LFI worden, ook in relatie tot de verantwoordelijkheid van de minister van VWS en de overige uitvoerende en adviserende partijen in de crisisaanpak. Borg bij de inrichting van de LFI de lessen uit de uitvoering van het vaccinatieprogramma tijdens de coronacrisis. Heb hierbij in ieder geval aandacht voor de volgende onderwerpen:
a. De centrale coördinatie van en tussen de GGD’en.
b. De tijdige en herhaalde uitwerking van meerdere scenario’s, inclusief de operationele implicaties.
c. Een landelijke registratie van vaccinaties, inclusief de noodzakelijke koppelingen tussen systemen van de verschillende uitvoerende partijen.
Aan de Gezondheidsraad:
6. Borg een werkwijze die aansluit op de vereiste snelheid en flexibiliteit die bij advisering in een toekomstige pandemie nodig is. Benut hiervoor de lessen uit de coronacrisis.
Aan het RIVM:
7. Bescherm de positie, het gezag en de integriteit van een OMT en zijn leden middels een openbaar reglement van orde. Hierin staan in ieder geval afspraken over de samenstelling, over de werkwijze, waaronder de verhouding tot het ministerie van VWS, en over de woordvoering.