News

The latest news from the Dutch Safety Board (Dutch)

Van Dam nieuwe voorzitter Onderzoeksraad voor Veiligheid

Chris van Dam wordt de nieuwe voorzitter van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV). De benoeming gaat in op 1 mei 2023 voor een periode van vier jaar. Hij volgt Jeroen Dijsselbloem op, die sinds 2019 voorzitter van de raad was en per september 2022 burgemeester van Eindhoven is.

De Rijksministerraad heeft vrijdag 31 maart 2023 op voorstel van minister Yeşilgöz van Justitie en Veiligheid ingestemd met deze voordracht. De voordracht is tot stand gekomen volgens het benoemingsprotocol dat daarvoor tussen de Onderzoeksraad en het ministerie is opgesteld.

Van Dam (1963) is sinds 2022 rechter in opleiding. Daarvoor werkte hij van 2017 tot 2021 als Tweede Kamerlid voor het CDA op de dossiers politie, rechtspraak, rampenbestrijding en Koninkrijksrelaties. In 2020 was hij voorzitter van de parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag. Van Dam begon zijn loopbaan bij de politie en werkte lange tijd als officier van justitie.

Chris van Dam

Chris van Dam
(Bron: Onderzoeksraad voor Veiligheid/Valerie Kuypers)

Foto Chris van Dam vrij te gebruiken onder bronvermelding. 

Passende aanpak nodig voor beveiliging van ernstig bedreigde personen

Het stelsel Bewaken en Beveiligen moet beter worden voorbereid en toegerust op dreiging vanuit de zware, georganiseerde criminaliteit. De standaard werkwijze voldoet niet voor het inschatten van deze dreiging en de besluitvorming over beveiligingsmaatregelen. Bij dit type dreiging is het nodig om de taak van bewaken en beveiligen beter te borgen. Dit constateert de Onderzoeksraad voor Veiligheid in het vandaag gepresenteerde rapport ‘Bewaken en beveiligen. Lessen uit drie beveiligingssituaties’, naar aanleiding van de aanslagen op Reduan, de broer van de kroongetuige, Derk Wiersum, de toenmalige advocaat en
Peter R. de Vries, de vertrouwenspersoon van de kroongetuige in het Marengo-proces.

Aanslagen op drie levens

De aanslagen vonden plaats in de periode 2018 tot 2021. Op 29 maart 2018 werd Reduan in zijn bedrijf in Amsterdam-Noord doodgeschoten. Op 18 september 2019 werd Derk Wiersum doodgeschoten in zijn straat in Amsterdam. En op 6 juli 2021 werd Peter R. de Vries neergeschoten toen hij na een televisie-uitzending naar zijn auto liep. Hij is ruim een week later aan zijn verwondingen overleden. Deze aanslagen hebben in de eerste plaats geleid tot immens en onherstelbaar leed bij de nabestaanden. Ook veroorzaakten ze een gevoel van onveiligheid bij de naasten en een schok breed in de samenleving.

De slachtoffers waren in beeld bij de organisaties binnen het stelsel Bewaken en Beveiligen, omdat ze volgens het Openbaar Ministerie (OM) en de politie alle drie bedreigd werden door hetzelfde criminele samenwerkingsverband. Reduan had aangedrongen op beveiliging van zijn familieleden. Toen de aanslag op hem plaatsvond waren er voor hem nog geen concrete beveiligingsmaatregelen getroffen. Wel was de afspraak gemaakt dat er bij een melding op zijn woon- en werkadres met hoge prioriteit zou worden opgetreden door de politie. Deze maatregel was ook getroffen voor de woon- en werkadressen van Derk Wiersum en Peter R. de Vries. Bij de woning van Derk Wiersum waren beveiligingsmaatregelen getroffen en vond politietoezicht plaats. Peter R. de Vries wilde zijn agenda niet delen om toezicht bij aankomst en vertrek te kunnen regelen. Van de mogelijkheid om zelf risicovolle momenten aan te dragen heeft hij geen gebruik gemaakt. Er was wel politietoezicht rond zijn woning.

Bijzondere zorgplicht

Niemand kan absolute veiligheid garanderen, ook de overheid niet. De beveiliging van personen is gericht op het beperken van de risico’s. Dit gebeurt binnen het stelsel Bewaken en Beveiligen. Het OM, de politie en de NCTV, werken volgens vastgestelde procedures om dreigingen in kaart te brengen. Het stelsel Bewaken en Beveiligen krijgt te maken met verschillende typen dreiging, zoals terroristische dreiging en stalking. In de onderzochte beveiligingssituaties kwam de dreiging, volgens de informatie van het OM en de politie, vanuit de zware, georganiseerde criminaliteit. De dreiging verbreedde zich naar naasten van de kroongetuige, omdat hij zelf als doelwit vrijwel onbereikbaar was. Voor de overheid ontstond een bijzondere zorgplicht voor de veiligheid van deze personen, omdat door het kroongetuigentraject voor hen veiligheidsrisico’s ontstonden.

Gescheiden werelden

In de onderzochte beveiligingssituaties was de regie over het bewaken en beveiligen van de bedreigde personen versnipperd over landelijke en regionale diensten. Het stelsel Bewaken en Beveiligen kreeg niet alle informatie die in de opsporing beschikbaar was over de dreiging. Ook werd het niet altijd betrokken bij de besluiten die in de opsporing werden genomen. Dit had te maken met het bestaan van gescheiden werelden binnen het OM en de politie. Het delen van informatie is een dilemma. Het afschermen kan leiden tot risico’s voor mensen die moeten worden beschermd, terwijl het delen kan leiden tot problemen in de opsporing en vervolging of tot nieuwe onveilige situaties omdat deze informatie kan uitlekken. Signalen vanuit de bedreigde personen zelf werden niet gezien als concrete dreigingsinformatie en pasten daardoor niet in de gebruikelijke systematiek. Inhoudelijke verschillen van inzicht escaleerden tot een verstoorde relatie tussen de overheid en de familie van de kroongetuige en Peter R. de Vries. Het afnemende wederzijds vertrouwen stond informatiedeling en samenwerking om gezamenlijk tot een passende oplossing te komen in de weg.

Aanbevelingen

De Onderzoeksraad beveelt aan om het stelsel Bewaken en Beveiligen en de adviezen over de benodigde beveiligingsmaatregelen te betrekken bij de afweging om een kroongetuige in te zetten. De benodigde beveiligingsmaatregelen moeten in werking zijn gesteld voordat een kroongetuigendeal publiek bekend wordt. Bij dreiging vanuit de zware, georganiseerde criminaliteit is het volgens de Onderzoeksraad nodig om de coördinatie van het stelsel Bewaken en Beveiligen landelijk en als hoofdtaak te organiseren.

Het is van belang dat het stelsel Bewaken en Beveiligen over zoveel mogelijk relevante informatie beschikt. Om die reden is het nodig om de informatie-uitwisseling tussen opsporingsdiensten en het stelsel Bewaken en Beveiligen te verbeteren en informatie van de te beveiligen personen zelf beter te benutten. De gebruikelijke systematiek moet worden aangepast om voorstelbare dreigingen beter in te kunnen schatten, daarop te handelen en samen met de te beveiligen persoon tot passende maatregelen te komen. Bij het ontstaan van relationele conflicten tussen overheid en personen hebben overheidspartijen een bijzondere verantwoordelijkheid vanwege hun zorgplicht. Om goed invulling te kunnen geven aan deze zorgplicht, is een stevige wettelijke basis nodig voor het stelsel Bewaken en Beveiligen waarin de rechten en plichten van te beveiligen personen, hun werkgevers en de overheid zijn vastgelegd. Ten slotte beveelt de Onderzoeksraad aan beveiligingssituaties structureel te evalueren.

Aankondiging publicatie Bewaken en beveiligen

De Onderzoeksraad voor Veiligheid publiceert het onderzoek ‘Bewaken en beveiligen, lessen uit drie beveiligingssituaties’ op woensdag 1 maart om 11.00 uur op de website www.onderzoeksraad.nl.

De Onderzoeksraad voor Veiligheid is het onderzoek gestart naar aanleiding van de aanslagen op Reduan, de broer van de kroongetuige, Derk Wiersum, de toenmalige advocaat en Peter R. de Vries, de vertrouwenspersoon van de kroongetuige in het Marengo-proces. De slachtoffers waren wegens (be)dreigingen in beeld bij de organisaties binnen het stelsel Bewaken en Beveiligen. Gelet hierop onderzoekt de Onderzoeksraad de beveiligingssituaties van de drie slachtoffers in deze voorvallen. Het doel van het onderzoek is om hier lessen uit te trekken voor de toekomst.

Effects of COVID measures not clear enough

The Cabinet did very little to monitor or evaluate the effects of the COVID measures. As a result, little is known about both the desired and undesired effects of the measures. More knowledge about the effects of the measures that were taken would allow the Cabinet to make better-informed decisions in the event of coronavirus resurgences or future pandemics. This is what the Dutch Safety Board writes in its investigation report Approach to the COVID-19 crisis, Part 2, which covers the period from September 2020 to July 2021. In this second sub-report, the Board focuses on three measures: the facemask requirement, the closure of primary and secondary schools, and the curfew. The handling of the vaccination programme was also examined.

Long-term crisis

The Dutch Safety Board’s second research report looks at the period after the relatively calm summer of 2020, during which the Netherlands faced a new surge in coronavirus infections and hospital admissions. This was when the general public started to realise that the coronavirus pandemic was not over yet, and that it would be a long-term crisis. In the autumn of 2020 and the winter of 2020-2021, the Cabinet introduced far-reaching measures to curb the spread of the virus. These included a facemask requirement, the closure of primary and secondary schools, and a curfew. Little was known at the time about the effects these measures would have, an uncertainty that persists to this day as a result of insufficient monitoring and evaluation. The Board recommends that more knowledge be collected about the effects of the measures, as this would allow the Cabinet to make better-informed decisions in the event of coronavirus resurgences or future pandemics.

Vaccination programme

European cooperation enabled effective vaccines to be developed and made available within an unprecedented timeframe. The Netherlands played an active role in this process. When the vaccination campaign started in early January 2021, expectations were high. However, vaccines remained in short supply for several months, whereupon it became necessary to prioritize. The Dutch Health Council advised the Cabinet to vaccinate the most vulnerable groups first: the elderly and people who were at risk due to medical reasons. The Cabinet chose to deviate from this advice to some extent. Healthcare workers in long-term care were vaccinated first, followed by people the government classified as vulnerable to the virus due to medical reasons. The latter group, however, did not include all at-risk groups. As a result, at-risk groups that were not eligible for early vaccination felt unfairly disadvantaged. In the end, they were vaccinated months later than originally planned. After a hesitant start, the vaccination campaign started to pick up steam, and by June 2021 a large proportion of the population was vaccinated.

Division of roles and scenarios

Looking at this second period of the COVID-19 crisis, the Board observes the same patterns it saw in the first part of its investigation. In its first sub-report, the Board concluded that the division of roles – the Cabinet as decision-maker and the experts as advisers – was not always clear. The Board notes that this was also the case during the decision-making process regarding the facemask requirement. Initially, the Cabinet followed the Outbreak Management Team’s (OMT) recommendation not to institute a facemask requirement. Only later, as a result of political pressure, did the Cabinet change its view on the matter. The OMT did not always adhere to its formal role at times, for instance when it allowed the scarcity of facemasks to become a factor in its negative recommendation regarding facemask requirement.

In addition, the Board again notes that the Cabinet did not sufficiently consider a variety of possible scenarios. For instance, in preparing the vaccination campaign, the Cabinet assumed that the vaccine would be administered by general practitioners. All preparations were geared towards that scenario. When it eventually became apparent that the first vaccine to become available was not suitable for distribution through general practitioners, a last-minute switch to large-scale vaccination by the Municipal Health Departments (GGDs) was required. This put significant pressure on the Municipal Health Departments (GGDs) to set up large vaccination sites in a short timespan.