Direct naar de inhoud
  • Home
  • Nieuws
  • Onderzoeksraad kritisch over aanpak kindveiligheid

Den Haag, 13 januari 2011

De overheid is onder de huidige omstandigheden onvoldoende in staat om haar verantwoordelijkheid voor de veiligheid van jonge kinderen tussen 0 en 12 jaar binnen gezinnen waar te maken. Deze conclusie trekt de Onderzoeksraad voor Veiligheid, onder voorzitterschap van prof. mr. Pieter van Vollenhoven, na bestudering van 27 gevallen van kindermishandeling met fatale en bijna‐fatale afloop.

In eerste instantie zijn de ouders verantwoordelijk voor onder andere de gezondheid en de veiligheid van hun kinderen. Als de ouders aan deze taak geen of onvoldoende inhoud geven, heeft de overheid, mede gebaseerd op het Verdrag voor de Rechten van het kind, de verantwoordelijkheid. De ervaring leert dat in onze samenleving een grote terughoudendheid bestaat om in te grijpen in de privésfeer van gezinnen. Wanneer meldingen worden gedaan over mogelijke kindermishandeling of er zelfs al sprake lijkt te zijn van een kind dat letsel heeft opgelopen, blijven de betrokken professionals van jeugdzorg de medewerking van de ouders – naar de mening van de Onderzoeksraad – te lang voorop stellen en kan aan de verantwoordelijkheid van de overheid onvoldoende invulling worden gegeven.

Verder zijn andere beroepskrachten die hulp verlenen aan het gezin zoals artsen, maatschappelijk werkers en GGZ‐medewerkers, niet verplicht om mee te werken aan het onderzoek van de jeugdzorg. Dat betekent naar het oordeel van de Onderzoeksraad dat de professionals van de jeugdzorg nu onvoldoende in staat worden gesteld om een goede risico‐inventarisatie te maken met betrekking tot de veiligheidssituatie van het kind. Ook wanneer de kinderrechter een beschermingsmaatregel heeft opgelegd en het kind onder toezicht staat van jeugdzorg is de informatievoorziening door en samenwerking met andere beroepskrachten niet gegarandeerd.

Concreet beveelt de Onderzoeksraad aan dat de overheid met name de jeugdzorg in staat moet stellen om op te treden wanneer een melding wordt gedaan over een vermoeden van kindermishandeling. Professionals van jeugdzorg behoeven zich in hun reactie op de melding niet afhankelijk op te stellen van de medewerking van de ouders omdat zij immers moeten kunnen beschikken over alle relevante informatie. Ook moeten de professionals kunnen beschikken over de relevante informatie van de overige beroepskrachten die hulp verlenen aan het gezin.

Verder beveelt de Onderzoeksraad aan dat de professionaliteit in het kindveiligheidsstelsel wordt vergroot. Dit kan gebeuren door het aanscherpen van professionele richtlijnen, het vaker inzetten van forensisch‐medische kennis om letsel te beoordelen en het bevorderen van intern toezicht. Ook moeten beroepskrachten die zich zorgen maken over de veiligheid van een kind duidelijkere kaders krijgen wanneer zij wel of niet moeten melden en moet er een aanpak komen voor het voorkomen van herhaling bij dezelfde ouders. Tot slot pleit de Onderzoeksraad voor het leren van voorvallen door systematisch onderzoek naar de oorzaken en achtergronden van (fatale) voorvallen, zoals dat ook in Engeland gebeurt. De Onderzoeksraad voor Veiligheid verwacht betere resultaten van het leren van fouten dan van het invoeren van het tuchtrecht als middel tot professionalisering.

This site is registered on wpml.org as a development site. Switch to a production site key to remove this banner.